Onze collega Wessel ging een spannend avontuur aan. Met zijn gezin én zijn ouders verhuisde hij naar Ede, waar ze twee voormalige dienstwoningen omtoverden tot hun toekomstbestendig thuis. Het proces vroeg veel, maar leverde ook veel op. Met hun zoons en pasgeboren dochter trokken ze voor 6 maanden in een portocabin van 36 m2. Nu merkt hij dat hij zich soms verontschuldigt voor hoe mooi hij woont. Hoe kwam hun nieuwe huis tot stand en welke ontwerpkeuzes zijn er gemaakt om goed samen te kunnen wonen met je ouders? En hoe is het eigenlijk om voor jezelf te ontwerpen?
De woonsituatie van Wessel laat in het klein zien waar collectief wonen om draait: door samen te investeren in een proces en een plek kun je woonkwaliteit krijgen die je individueel nooit voor mogelijk had gehouden. Dat vraagt om de bereidheid om samen keuzes te maken en je wensen op elkaar af te stemmen. Waar de één wel zin heeft in een flinke verbouwing, vindt een ander het lastig zo’n proces te overzien. Hoewel er nu twee woningen staan die ook individueel verkocht kunnen worden, was het voor beiden niet mogelijk geweest zonder samen op te trekken. Het pand moest samen worden gekocht en keuzes voor de verbouwing moesten samen worden gemaakt.
Een buitenkans
De voormalige dienstwoningen uit 1963 waren onderdeel van het HORA-complex: een HerstellingsOord voor Rustbehoevende Ambtenaren. Zorgvastgoed dus, wat extra regels geeft bij verkoop. Het waren die extra regels die ervoor zorgden dat de woningen eerder niet succesvol verkocht werden. Na vijf jaar tijdelijke verhuur kwam het nu opnieuw op de markt. Ook ditmaal was er sprake van extra toezicht. Terwijl ze hun eigen huis al aan het verkopen waren, bestond er nog de kans dat de procedure werd afgekeurd.
“De woningen waren een beetje achteloos op Funda gezet.” vertelt Wessel. “Het was één kadastrale eenheid met twee huisnummers en er stond geen vraagprijs bij. Daardoor valt het voor veel mensen buiten de zoekcriteria. De woningen waren compact en het terrein was verwaarloosd. Bij het graven in de tuin kwamen onder andere een wasmachine, olievaten en fietsenwrakken naar boven. Ook aan het huis moest echt veel gebeuren om het geschikt te maken. Daar kan niet iedereen doorheen kijken. Toch dachten we dat we het nooit gingen krijgen.”
Samen ontwerpen
Samen ontwikkelen betekent ook samen keuzes maken. Dat begon al met de vraag wie in welk deel van het pand zou gaan wonen. Beide huishoudens hadden duidelijk verschillende woonwensen, wat samen tot een prettig geheel moest leiden. Daarom zijn voor beide huishoudens zowel voor het linker als rechter deel verschillende ontwerpvarianten gemaakt. Door de schetsen tegen elkaar aan te schuiven, kon vervolgens worden getest wat naast de individuele voorkeuren het beste gezamenlijke resultaat opleverde.
Eén van de principiële keuzes was of een uitbouw op de begane grond de tuinen moest scheiden of juist omarmen. Door de extra kamers rug aan rug op de erfgrens te bouwen, zouden twee achtertuinen met veel privacy ontstaan. Omdat de woningen vrij ver naar achteren op het kavel liggen, had het echter de voorkeur om juist in de breedte uit te bouwen met zichtlijnen naar de bosrand. Hierdoor grenzen de tuinen direct aan elkaar. Door zorgvuldige plaatsing van verblijfsruimtes en raamopeningen genieten beide woningen van de openheid en wordt toch voorkomen dat je bij elkaar naar binnen kijkt. Aan de voorzijde werd een bestaand hoekraam naast de voordeur dichtgezet, zodat je niet hoeft te zien wie er bij de buren aanbelt.
De woningen liggen op loopafstand van intercitystation Ede-Wageningen. Dit maakt het ook makkelijker om vaker met zijn broer af te spreken, die in een rolstoel zit. De woning van Wessels’ ouders beschikt over een toegankelijke badkamer, terwijl bij Wessel in de woonkamer gemakkelijk een bed te plaatsen is. Naast de wederzijdse voordelen van het naast elkaar wonen voor het gezin van Wessel en zijn ouders, is het dus ook makkelijker om af en toe samen zijn broer te ontvangen.
Meerdere petten
Tijdens het proces kwamen persoonlijke wensen, financiële afwegingen en professionele opvattingen steeds samen. Dat maakte dat Wessel veel petten op had. “Ik ben toch in eerste instantie de zoon en echtgenoot”. Soms was het handig om bewust even een pet af te zetten. Bij een ontwerpworkshop met de familie nam collega Hanneke de rol van procesbegeleider in. Zo kon Wessel ook zijn wensen als toekomstig bewoner inbrengen. “Ik ben dankbaar dat het gelukt is om de verbouwing in goede harmonie voor elkaar te krijgen. Je moet onder tijdsdruk samen heel veel beslissingen nemen. Tot nu toe pakt dat heel goed uit.”
Samen leven
Nu de meest intensieve periode van ontwerpen, klussen en verhuizen achter de rug is genieten ze vooral van de ruimte en nabijheid. De afspraak voor de kinderen is: als ze naar opa en oma willen, vragen ze eerst toestemming aan hun ouders en dan aan opa en oma. De verdere inrichting van de tuin zal er verder aan bijdragen dat er naast spontane ontmoeting ook genoeg ruimte voor privacy is. “Maar ik betrap mijn moeder er wel eens op dat ze stiekem onze plantjes water geeft”, lacht Wessel.
Zoals bij meerdere collectieve woonprojecten heeft Wessel wel eens het gevoel dat hij boven zijn stand woont. “Het voelt niet alsof we dit huis en het stukje bos bezitten, maar dat we er een tijdje zorg voor mogen dragen.” Maar voorbijgangers die hun huizen aanzien voor een nieuwbouwvilla, onderschatten wat je door slim te verbouwen voor een beperkt budget en veel eigen inzet voor elkaar kunt krijgen. “Ik zou eigenlijk een bordje in de tuin moeten plaatsen met een foto van hoe het vroeger was. We hebben de woningen een tweede leven gegeven.”
Lees hier meer over het resultaat.