Vroeger werden ze als ondankbare bijzaak gezien, maar wij houden ervan: sleutelprojectjes. Kleine transformatieprojecten voor particuliere opdrachtgevers. Het direct contact met de gebruikers maakt dit type opdrachten voor Open Kaart interessant. Dit sleutelen aan het bestaande gebeurt bovendien vaak binnen een samenspel van actoren en belangen. Naast een fysieke context is er sprake van een sociale context, waarin over smaak heel goed te twisten valt.
[de volledige versie van dit artikel is gepubliceerd in deArchitect van mei 2016]
Don’t move, improve!
Bewoners met een koophuis kiezen er om uiteenlopende redenen vaker voor te blijven en verbouwen in plaats van te verhuizen. Of verkiezen een opknapper in een bestaande wijk boven een luxe nieuwbouwwoning.
Het besef dat de woning geen consumptiemiddel, maar een potentieel waardevolle asset is, dringt bij veel huizenbezitters door. In de opkomende betekeniseconomie draait het bovendien niet om je wat je bezit, maar om wat je toevoegt. Aan met aandacht of zelfgemaakte spullen, versieringen en gearticuleerde verbouwingen valt dan ook steeds meer eer te behalen. Daarmee ontstaat meer ruimte voor het wonen als werkwoord, waarbij de woning niet wordt doorverkocht maar aangepast.
Transformatie herenhuis Den Haag door CEPEZED.
Op stand zonder welstand
Het bewaken van de kwaliteit van deze verbouwingen in relatie tot de omgeving is een klassieke taak van de welstand. Tegelijkertijd zijn er goede redenen om de regeldruk te verminderen.
Het ‘sleutelen’ in de bestaande wijken is een optelsom van particulier initiatief. Deze kleine investeringen worden uitgelokt door meer vrijheden te introduceren. Daarbij trekt de overheid zich terug en staat de rol van de welstand ter discussie. Het autoriteitsargument om te bepalen wat passend, kwaliteit of schoonheid is wordt niet meer geaccepteerd. Een gemeenschappelijk vocabulaire ontbreekt echter. In plaats daarvan moeten vuistregels en checklists de burger snel inzicht verschaffen in welke aanpassingen en uitbreidingen zonder vergunning gerealiseerd mogen worden.
Geheel volgens de ondersteunende beelden die bij deze richtlijnen geleverd worden, dreigen de gegeven vrijheden tot beperking te verworden. Je moet wel een erg sterke wil hebben af te wijken van de richtlijnen en het onzekere traject van een vergunningsaanvraag in te gaan. Een aanbouw wordt dan al snel een modern doosje dat tegen de bestaande woning aangeschoven wordt. Dit vertrekpunt leidt echter in lang niet alle gevallen tot de meest passende oplossingen.
Aanpassen in plaats van toevoegen.
De vraag wat passend is, gaat niet uitsluitend om de plaats en schaal van de interventie. Daarbij moet uitspraak worden gedaan hoe het nieuwe zich verhoudt tot het bestaande. Meer dan om het vastleggen van omvangs-normen gaat het dus om het bespreekbaar maken van omgangsvormen. Maar hoe breng je dat onder woorden?
Het gaat om een combinatie van hoe het bestaande gewaardeerd wordt en in hoeverre het nieuwe zich hierin ‘mengt’. Bij aanpassingen aan monumentale panden kan ervoor gekozen worden de aanpassingen vrijwel onzichtbaar te verwerken in het bestaande of juist gepaste afstand te houden. Maar deze bandbreedte treffen we ook aan bij gebouwen die geen erfgoedstatus hebben, maar als erfenis of grondstof gezien worden.
Deze dialoog tussen bestaande en toevoeging is te kwalificeren in termen uit het participatief onderzoek. Sociale wetenschappers die bijvoorbeeld het gedrag van een groep mensen willen bestuderen, kunnen dat doen door op afstand te observeren of juist door deel te nemen. De observerend deelnemer doet mee, maar blijft zich er wel van bewust dat hij eigenlijk onderzoeker is. De deelnemend observator kijkt vooral, maar mengt zich om het nog beter mee te krijgen. Op eenzelfde manier kan een toevoeging zich meer als deelnemer of als observator opstellen. Dergelijke termen helpen om de verhoudingen tussen interventie en bestaande bespreekbaar te maken.
Deze verzameling omgangsvormen voedt niet alleen de inspiratie, maar dient vooral als communicatiemiddel. Behalve met een fysieke context, hebben ‘sleutelprojecten’ bij uitstek te maken met een sociale context. Er zijn voldoende verhalen van rijdende-rechter-achtige proporties over met zorg ontworpen moderne toevoegingen. Meningen van buren die waardevermindering vrezen staan daarbij soms lijnrecht tegenover die van professionals. Voor architecten zijn dit leerzame anekdotes, voor de opdrachtgevers rechtstreeks van invloed op het woongenot. Wie van het lelijkste huis van de straat iets moois weet te maken, krijgt sneller het voordeel van de twijfel.
Wonen als werkwoord
De stedelijke ontwikkeling is op veel plekken afhankelijk van particulieren die sleutelen aan hun eigen woning. Het faciliteren en uitlokken van deze investeringen vraagt om een goede communicatie en voldoende informele transformatieruimte. Tussen provisorische bouwsels en elitaire architectuur ligt een rijke diversiteit aan oplossingen. Door creatief na te denken over de gewenste omgangsvormen met het bestaande kunnen per project passende oplossingen gevonden worden. Binnen die condities kan het verbeteren van de woning een dankbare taak zijn voor zowel bewoners als architecten.