Stadsvernieuwing moet je leren eten

  • Samen thuis

Olijven moet je leren eten voor je ze gaat waarderen. Dat geldt ook voor de stadsvernieuwing. Voor veel mensen roept dit woord het beeld op van lelijke dakdozen, trespa plaatmateriaal en kunststof kozijnen. Een periode waarin veel historie verloren is gegaan. Toch valt er ook veel te leren en te waarderen. De echte kwaliteit blijkt vaak pas in tweede instantie.

Neem het buurtje rondom het Herenpad in Delft. Wie de statige panden aan de Rotterdamseweg voorbij fietst zal weinig aandacht schenken aan de sobere sociale huurwoningen die hier sinds de jaren ’80 staan. Maar wie beter kijkt ziet ook dat er allemaal broertjes en zusjes van deze woningen tussen de oudere huizen verspreid staan.

Pieter schreef dit artikel over zijn huis en buurt voor het Platform voor 80’s architectuur

Zelf ben ik de trotse eigenaar geworden van het lelijkste huis van de straat. Een uitgewoonde corporatiewoning die door het noodlijdende Vestia werd ‘uitgepond’. Een paar jaar eerder hadden mijn nieuwe buren al het aanbod gekregen om voor een gunstige prijs eigenaar te worden van de woning die zij huurden. Minder dan de helft van de bewoners is hier op ingegaan. Het resultaat is dat de straat nu bestaat uit sociale huurders, sociale stijgers, starters en welgestelden, met WOZ-waarden variërend van twee ton tot een miljoen. Dit alles bijeengehouden door lokale ondernemers (de eigenaren van de buurtsuper en de snackbar wonen boven hun zaak) en het buurthuis dat – na respectievelijk te zijn ingelijfd en wegbezuinigd door de gemeente en een dappere poging van bewoners om het weer zelf te runnen – in eigendom is van de kinderopvang en wordt gehuurd voor allerlei creatieve activiteiten en gezamenlijke maaltijden.

Deze prettige mix is te danken aan de stadsvernieuwing. Na de verbouwing en verhuizing dook ik met buren in hun archieven en nodigde de architect van het autoluwe buurtje, Andries van Wijngaarden, op de koffie. Die archieven bestaan voor een groot gedeelte uit getypte verslagen van inspraakavonden en handgeschreven en veelvoudig ondertekende moties van de bewoners. Van Wijngaarden was destijds in dienst van de gemeente Delft, met als opdracht om een herontwikkelingsplan te maken voor de wijken waar dit (volgens hem) het hardste nodig was. Zijn voornaamste middelen waren een fiets om de wijken in te gaan en een werkplek in het gemeentehuis, waar hij korte lijntjes onderhield met de verantwoordelijk wethouder. Het eerste jaar zat hij vooral op de fiets en bij bewoners op de koffie (de bewoners zelf zaten meestal al aan het bier). Daarna startte het ontwerpen en plannen.

De vernieuwing van het Herenpad, een paar rijtjes krottige eenlaagse woningen ingeklemd tussen scheepmakerijen en chemische industrie, was zijn tweede project in Delft. Hoewel de bewoners zelf niet betaalden (maar streden tegen huurverhoging) behandelde hij ze als opdrachtgevers. Met een volksvertegenwoordiger als formele leidinggevende kon hij hun wensen prima inzetten om zijn plan erdoor te krijgen.

Bouwen voor de buurt

Van Wijngaarden werkte graag met kleine aannemers en traditionele bouwmethoden. Deze zouden beter geschikt zijn voor binnenstedelijke transformatie dan de grote bouwbedrijven die met hun gestandaardiseerde bouwwijzen aan de uitbreidingswijken werkten. Daarnaast had en heeft hij een grote interesse in de woningplattegrond (Van Wijngaarden is initiatiefnemer van de kennisbank Rotterdam Woont, waarvan onlangs een atlas in boekvorm verscheen). Deze combinatie stelde hem in staat om verschillende typen woningen in te passen tussen de panden die het behouden waard waren. Daarbij rekening houdend met wensen van de bewoners, bezonning en oriëntatie. Het uiterlijk is daarbij een afgeleide van de plattegrond, bouwwijze en het streven naar betaalbaarheid. Dat maakt dat het niet de mooiste, maar wel zeer praktische woningen zijn (vrienden schatten ons huis een stuk groter in dan het is) in een buurtje dat haar karakter en sociale samenhang niet verloren heeft.

Een grote opgave lag namelijk in het herhuisvesten van de bewoners van de krotwoningen. Van Wijngaarden wist precies voor wie hij bouwde en moest bovendien organiseren dat de bewoners tijdens de sloop en nieuwbouw tijdelijke huisvesting vonden. Omdat veel bewoners duiven hielden, mocht dit niet te ver weg zijn en werd een loods ingericht op het bouwterrein waar de dieren hun tijdelijk onderdak vonden. Veel bewoners waren vanwege de duiven vrijwel dagelijks op het terrein te vinden.

 

Dit zijn smakelijke anekdotes die ver lijken af te staan van de huidige tijd. Toch spelen ook nu vergelijkbare thema’s. Ook nu is er veel aandacht voor het vernieuwen van de bestaande stad en het bouwen in een bestaande omgeving. In projecten van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap ontwerpen architecten bovendien weer voor groepen bewoners die samen opdrachtgever zijn. Daarin mag wat ruimhartiger worden gedacht over kwaliteit en uitstraling. Maar een deel van de processen en ontwerpmethoden uit de jaren ’70 en ’80 is daarbij weer relevant.

Dus de volgende keer als je langs zo’n lelijk huis rijdt, kijk dan nog eens wat beter. Let op de omgeving waarin het gebouwd is, zoek de verschillen in de typen woningen en de sporen van gebruik.