De aanleiding voor een verhuizing naar een verzorgingshuis is vaak een rite de passage. Een ingrijpende gebeurtenis leidt tot een verslechterde geestelijke of lichamelijke toestand. Hierdoor wordt de bewoner zich niet alleen veel sterker bewust van de eigen kwetsbaarheid, ook blijkt vaak dat de gewenste zorg nauwelijks mogelijk is in de huidige woning. Daarop vindt meestal een verhuizing plaats naar een verzorgingshuis.
Door de vergrijzing kent Nederland steeds meer bewoners met een (grote) zorgvraag en oplopende zorgkosten. Het effectief kunnen verlenen van zorg stelt eisen aan de woonomgeving. Er is vaak veel ruimte nodig om alle hulpmiddelen, zoals hoog-laagbedden, rolstoelen en tilliften, te kunnen inzetten en stallen. Door de bewoners met een grote zorgvraag te clusteren kan deze ruimte worden gedeeld, maar ook artsen, specialisten en verzorgenden kunnen hun handelingen efficiënter verrichten als bewoners met een zorgvraag worden gegroepeerd. Het benutten van deze schaalvoordelen betekent dat de gebouwen voor intensieve zorg meestal vrij omvangrijk zijn. De omvang, het klinische karakter en het gebrek aan privacy zorgen ervoor dat de zorghuisvesting vaak wordt ervaren als institutioneel en stigmatiserend.
Heeft de kwetsbare mens wel behoefte aan een woonomgeving die voldoening geeft op alle fronten?
Het is een fascinerende vraag hoe het mogelijk is om in een institutionele omgeving het thuisgevoel zoveel mogelijk te bewaren. Heeft de kwetsbare mens wel behoefte aan een woonomgeving die voldoening geeft op alle fronten? Is het mogelijk om de gebouwen zo vorm te geven dat een bewoner zich er eerder thuis voelt en welke condities dragen in dat geval bij aan een thuisgevoel? Dit essay vormt een verkenning van mogelijke antwoorden en een aanzet tot de onderbouwing daarvan.
Een model voor menselijke behoeften
Om beter te begrijpen hoe het thuisgevoel tot stand komt gaan we in op een model waarin de menselijke behoeften worden beschreven. Abraham Maslow heeft in 1943 zijn piramidemodel gepubliceerd, waarin de menselijke behoeften op een hiërarchische manier zijn gerangschikt. De piramide heeft een aantal niveaus. Aan de basis van de piramide liggen de basale lichamelijke behoeften van de mens. Vervolgens het niveau dat vervulling geeft aan veiligheid en zekerheid. Voorts sociaal contact, waardering en erkenning en tenslotte zelfontplooiing. Maslow stelt daarbij, dat zodra voldaan is aan de behoeften van een bepaald niveau men zich kan bezighouden met een hoger niveau.
Thuisgevoel is een menselijke behoefte die zich afspeelt op diverse niveaus.
Thuisgevoel is een menselijke behoefte die zich afspeelt op diverse niveaus van deze piramide. Wanneer een individu een woonplaats heeft waarmee zijn lichamelijke behoefte kan worden vervuld (droog, warm, een plek om te slapen), wordt aandacht geschonken aan de behoefte aan veiligheid en zekerheid. Enzovoorts. Tenslotte worden op het hoogste behoefteniveau de meer abstracte behoeften vervuld, zoals het hebben van een niet-institutionele woonomgeving en zelfexpressie die door de woning tot uiting kan komen. De grootste vervulling van het thuisgevoel vindt plaats als de woonomgeving op alle niveaus voorziet in de behoeften van het individu.
Een belangrijke vraag is hoe in een institutionele omgeving het thuisgevoel kan worden vergroot. Literatuur met betrekking tot healing environments biedt hiertoe aanknopingspunten. Fiona de Vos onderzocht healing environments in kinderziekenhuizen en kwam tot een model waarin de condities zijn gebaseerd op het zoveel mogelijk kunnen leiden van een alledaags leven in een institutionele omgeving. Het onderzoek richt zich op de voorwaarden waaraan een omgeving moet voldoen. In de studie zijn kinderen en hun ouders onderzocht, maar de gehanteerde structuur is tevens relevant voor en toepasbaar op zorghuisvesting.
Relatie tussen behoefteniveaus en woonwensen
Het onderzoek heeft een structuur met zeven dimensies die gebaseerd is op de behoefteniveaus uit de piramide van Maslow. Per dimensie worden elementen uit het leven van een bewoner verbonden aan uitgangspunten, die bijdragen aan het tot stand komen van een ‘normaal’ leven. Deze uitgangspunten kunnen worden vertaald naar concrete ontwerpoplossingen die ertoe bijdragen dat het individu zijn normale leven zoveel mogelijk kan uitoefenen. Daardoor ontstaat een meer aangename woonomgeving en kan men zich thuis voelen.
Concrete ontwerpoplossingen kunnen ervoor zorgen dat bewoners zoveel mogelijk hun normale leven kunnen uitoefenen
Wat in het onderzoek van De Vos nauwelijks naar voren komt is dat de verschillende dimensies zich afspelen op hun eigen schaalniveau. Als we kijken naar hoe de behoefteniveaus zijn geordend in het model, valt op dat deze min of meer als concentrische cirkels om de bewoner heen vallen en letterlijk een steeds groter bereik hebben, tot het niveau van het hele gebouw. Zo hebben de fysieke condities voor de behoeften van laag 1 (basic physiological needs) betrekking op de kleinste ruimte rondom de persoon – een slaapplaats of een stoel. De volgende dimensie heeft betrekking op de primaire leefruimte daar omheen, waarin eigen sanitair aanwezig is, en waarin voorwerpen rondom de persoon aanwezig zijn waarmee hij zich associeert, of die bijdragen aan de persoonlijke sfeer, zoals familiefoto’s, brieven, decoratie of boeken. Hoe groter de schaal is waarop wordt voldaan aan de condities die bijdragen aan het thuisgevoel, hoe meer de bewoner zich ook werkelijk thuis voelt.
Ook valt op dat niet louter fysieke voorwaarden worden genoemd, maar dat bepaalde spelregels geformuleerd worden. Deze moeten worden gehanteerd om dit ‘normale’ leven mogelijk te maken, zoals privacy en de mogelijkheid om het dagritme zelf te controleren. Het komt erop neer dat de bewoner zeggenschap heeft over zijn eigen ruimte en zoveel mogelijk de regie kan voeren als in zijn situatie toelaatbaar is.
Als bewoners minder mobiel zijn, spelen de ingrepen die het grootste effect hebben op het thuisgevoel zich af op de kleinste schaal.
Waar kinderen in een kinderziekenhuis zijn gericht op genezing en blijde verwachting van de toekomst, hebben ouderen in de laatste levensfase een andere focus, die ook zijn fysieke uitwerking kent in het woongedrag. Kwetsbare bewoners hebben te maken met fysieke en geestelijke aftakeling en worden minder mobiel. Veelal wordt de aandacht grotendeels ingenomen door alle zorg en moeite rondom de fysieke gesteldheid en het uitvoeren van huishoudelijke taken. Langzamerhand vervalt hierdoor de aandacht voor zelfontplooiing. Ook andere ‘hogere’ behoeften uit het model van Maslow vallen weg en de ‘lagere’ behoeften vragen steeds meer aandacht. De leefwereld wordt letterlijk kleiner: in het woongedrag wordt zichtbaar dat de actieradius omlaag gaat. De condities voor het leiden van een normaal leven en de voorwaarden voor thuisgevoel veranderen en manifesteren zich op een kleinere schaal. Deze inzichten kunnen mogelijk worden benut om ouderen een groter thuisgevoel te geven.
Laaghangend fruit eerst
Om op een effectieve manier een prettige woonruimte te creëren ligt het voor de hand om de belangrijkste fysieke voorwaarden het eerst aan te pakken. Als de kwetsbare bewoners minder mobiel zijn, spelen de ingrepen die het grootste effect hebben op het ervaren van thuisgevoel zich af op de kleinste schaal. Het zijn de ruimten waar de bewoner zich de meeste tijd bevindt: in de eigen, private ruimte. Het geven van voorrang aan oplossingen die het thuisgevoel bevorderen op de kleine schaal ligt daarmee voor de hand.
Voorbeelden van fysieke voorwaarden op de kleine schaal die betekenis hebben voor het thuisgevoel:
– Geef de mogelijkheid om in eigen bed slapen en in eigen stoel te zitten.
– Laat de bewoner zich omringen met bekende en dierbare voorwerpen, zoals de eigen meubels en foto’s van familie en vrienden.
– Geef de bewoner inspraak bij het inrichten van zijn eigen woonruimte.
– Geef zoveel mogelijk ruimte in het toe-eigenen van de woning en het vestigen van de eigen identiteit.
Thuisgevoel is meer dan een mooie kamer
Al eerder kwam naar voren dat niet alleen het vervullen van de fysieke voorwaarden leidt tot een thuisgevoel. Dit gevoel kan pas ontstaan wanneer de bewoner de mogelijkheid krijgt om de ruimte te ‘domesticeren’ en zelf regie te voeren. Dit betekent dat een duidelijke visie op thuisgevoel bij de zorgaanbieder en eigenaar noodzakelijk is en procedures hierop moeten worden afgestemd.
Zoals eerder aangestipt is het daarbij van belang dat een bewoner gerespecteerd wordt in zijn woonomgeving – een subtiel spel van ongeschreven regels over het omgaan met de overgangen tussen publieke en private ruimten. Aankloppen voor het binnenlopen is daarvan wel het minste voorbeeld. De vormgeving van de ruimten kan hierop aansluiten en goed gedrag stimuleren (nudging). Ook daarin is het belangrijk om vanuit de bewoner te denken én de bewoner zelf te laten meedenken.
Bewoners die naar hun laatste woning moeten verhuizen, worden vaak overvallen door die keuze en zijn niet voorbereid om regie te houden met betrekking tot het thuisgevoel.
Bewoners die kwetsbaar worden en naar hun laatste woning moeten verhuizen, worden vaak overvallen door die keuze en moeten opeens veel praktische zaken regelen. Ze zijn daarmee niet voldoende voorbereid om weloverwogen keuzes te maken en regie te houden met betrekking tot het thuisgevoel.Zowel aanstaande bewoners als zorginstellingen moeten zich daarom meer bewust zijn van de elementen die onmisbaar zijn om zich thuis te voelen in een dergelijke woonomgeving.
Thuis in het verzorgingshuis
Zowel sociale als fysieke voorwaarden zijn van belang voor het tot stand komen van thuisgevoel. Veel zorghuisvesting is gebouwd onder het bewind van de overheid en vormgegeven op basis van de Voorschriften & Wenken. De gebouwen zijn volgens de huidige maatstaven vaak krap bemeten en door het voortdurend aanpassen van zorg- en communicatiesystemen steeds verder geoptimaliseerd voor het toedienen van zorg, vaak zonder daarbij voldoende aandacht aan thuisgevoel te besteden.
De constatering dat de belangrijkste fysieke verbeteringen die bijdragen aan het thuisgevoel betrekking hebben op de kleinste schaal, geeft hoop dat ook in gebouwen met een krappe bouwstructuur voor een belangrijk deel aan de fysieke voorwaarden kan worden voldaan. De opgave om het huidige zorgvastgoed zoveel mogelijk te gebruiken past in de uitdaging van deze tijd om zuinig om te gaan met ‘maatschappelijke’ middelen. Slopen kan immers altijd nog.
Tenslotte, goede architectuur ontstaat alleen door goed opdrachtgeverschap. Het is aan gemeenten, zorgaanbieders en gebouweigenaars om een gunstig klimaat te creëren en experimenten te stimuleren, waarbinnen ontwerpers fijnzinnige antwoorden kunnen formuleren op ontwerpvragen rondom thuisgevoel. Met het leeuwendeel van de vergrijzing in aantocht liggen hier dankbare opgaven in het verschiet. Hopelijk kunnen de gevonden oplossingen bijdragen aan een prettig laatste thuis voor al die mensen met zoveel woonervaring.