Tot de dood ons scheidt?

  • Zorgen voor elkaar

Echtparenkamers. Een gemiddeld verzorgingshuis heeft er maar een paar. Het woord verraadt dat – bij toenemende zorgvraag – de belofte om tot de dood bij elkaar te blijven vaak plaatsmaakt voor scheiding van tafel en bed. Door zorgaanbieders wordt de mogelijkheid om met je levenspartner een appartement te delen als onderscheidend gepresenteerd. Dat geldt overigens ook voor de afspraak om aan te kloppen voor men het appartement binnenloopt.

Briefje van een bewoner in een verzorgingshuis. Foto: Boudewien van den Berg.

Dit tekent het beeld dat veel mensen hebben van verzorgingshuizen. De ouderenhuisvesting heeft zich tot zelfstandige typologie ontwikkeld. Een hele verdienste voor wie de omstandigheden kent waarin ouden van dagen voorheen aan hun lot werden overgelaten. Maar tegelijkertijd zorgt het er voor dat we verzorgingshuizen in de eerste plaats met zorg associëren. Met de bijbehorende beperkingen en gedragingen. De verschijningsvorm van deze gebouwen is vaak een direct gevolg van de financieringsvorm. Form follows finance. En ook nu nog is een indicatie van de benodigde zorg bepalend voor de financiering die voor huisvesting beschikbaar is. Dat maakt het lastig een partner zonder zorgvraag in hetzelfde appartement te laten wonen. Zelfs het aanbieden van een kamer in hetzelfde gebouw is al een administratieve uitdaging.

De financiering van zorg maakt het lastig om echtgenoten met een verschillende zorgvraag bij elkaar te laten wonen.

De ironie is dat alle aandacht die we besteden om het voor ouderen zo goed en makkelijk mogelijk te maken, het risico in zich draagt om stigmatiserend te werken. Door ouderen als aparte doelgroep te zien, wordt hun leeftijd en zorgvraag tot belangrijkste eigenschap verheven. De ogenschijnlijke open deur is dat ouderen net mensen zijn. De karakters en wensen van ouderen zijn net zo uiteenlopend als die van andere doelgroepen.

De aandacht die we besteden om het voor ouderen zo goed en makkelijk mogelijk te maken heeft het risico in zich om stigmatiserend te werken.

Vaak wordt verondersteld dat wensen veranderen met de leeftijd, maar ze zijn ook generatiegebonden. Toekomstige ouderen hebben termen als praktisch, vertrouwd, rustig en functioneel minder vaak als belangrijkste woonwens. Om de huisvesting aantrekkelijk te maken voor de nieuwe generatie ouderen, is het wegnemen van praktische ongemakken dus niet toereikend. Bovendien benadrukken hersenwetenschappers dat het blijven aanspreken van het improvisatievermogen het brein langer fit houdt. Het woord ‘ontzorgen’ is dus aan een nieuwe betekenis toe. Van het uit handen nemen naar het ontdoen van een stigma. De zorghuisvesting van de toekomst zal er hierdoor mogelijk heel anders uitzien dan die van vandaag.

Gradaties in zorgbehoefte

Een paar jaar geleden dacht ik mee over de toekomst van verzorgingshuis Blijdorp, in de gelijknamige Rotterdamse wijk. Dit verzorgingshuis is middels een loopbrug op de eerste verdieping verbonden met woongebouw Emmahuis. De zorgaanbieder huurde het verzorgingshuis van een corporatie en was zelf eigenaar van het Emmahuis.

De twee gebouwen vormen op het eerste oog een geheel. Voor bewoners bestaat er echter een belangrijk onderscheid tussen de twee complexen. Bewoners van het Emmahuis benadrukken hun zelfstandigheid. Zij hebben een actieve bewonersorganisatie, een eigen krantje en verenigingen vanuit de hele stad maken gebruik van de recreatieruimte voor bridge, biljart en andere activiteiten. Ze hebben het schaalvoordeel van een woongebouw, maar ervaren tegelijkertijd het eigenaarschap hierover. Ze hebben hun eigen woning, maar ook de aanspraak en voorzieningen van een seniorencomplex. Men koestert het idee zelf te kunnen bepalen hoe laat men opstaat en wat en wanneer men eet. De twee gebouwen hebben elk hun eigen kapper. Met de toegenomen voorwaarden voor een plek in een verpleeg- of verzorgingshuis is het verschil in gezondheid en woonduur tussen de bewoners van de beide huizen steeds groter geworden.

Bewoners koesteren het idee zelf te kunnen bepalen hoe laat ze opstaan en wat en wanneer ze eten.

De entree van het Emmahuis bevindt zich op de hoek van een druk kruispunt, schuin tegenover een winkelcluster. Een grotere uitdaging is het om Blijdorp te bereiken. Via niveauverschillen, scherpe bochten en een slagboom vindt men de entree. Eenmaal binnen treft men de receptioniste achter een glaswand, omdat de hal te tochtig bleek.

Voor bewoners van het Emmahuis is er een alternatief. Via een loopbrug hebben zij direct toegang tot het restaurant van Blijdorp. Van deze mogelijkheid wordt echter weinig gebruik gemaakt. Zoals in de meeste verzorgingshuizen wordt de grote keuken op de begane grond niet meer gebruikt. Het eten wordt vanuit één punt in de stad geleverd en matig gewaardeerd.

Een prettig vooruitzicht?

Een andere reden om geen gebruik te maken van het restaurant is dat men niet tussen de hulpbehoevenden wil zitten. Andersom vindt men het prima als bewoners van Blijdorp in het Emmahuis op bezoek komen. Het traditionele beeld van ‘aanleunwoningen’ die gebruik maken van de voorzieningen in het verzorgingshuis gaat hier dus niet op. Het laat ook zien dat de associatie met zorg en afhankelijkheid snel gemaakt wordt, maar ook subtiel is.

Toch wordt ingeschat dat de nabijheid van Blijdorp voor een meerderheid van de bewoners een positieve rol speelt in de keuze om in het Emmahuis te gaan wonen. Met het oog op een toekomstige zorgvraag biedt de doorstroommogelijkheid naar Blijdorp een prettig vooruitzicht. Net zo belangrijk is de mogelijkheid om bij een naaste te wonen die wel zware zorg nodig heeft. Mantelzorgers kunnen op die manier nauw betrokken blijven zonder zelf op een verpleegafdeling te wonen. Een alternatief voor de echtparenkamer. Maar ook een oplossing voor broers, zussen of goede vriend(inn)en.

Mantelzorgers kunnen op die manier nauw betrokken blijven zonder zelf op een verpleegafdeling te wonen.

Volgens velen maakt de opeenvolging van verhuizingen – de traditionele wooncarrière –  langzaam plaats voor het aanpassen van de eigen woning aan veranderende behoeften. Dat zou in dit voorbeeld betekenen dat bewoners van het Emmahuis bij een toenemende zorgvraag niet meer naar Blijdorp verhuizen. De vitale en hulpbehoevende ouderen worden over beide huizen verdeeld en uiteindelijk over de hele wijk. Wat betreft de wijk blijft de vraag hoe lang de vooroorlogse appartementen op drie hoog zonder lift daarvoor geschikt blijven. Of andersom, hoe Blijdorp en het Emmahuis zo aantrekkelijk gemaakt kunnen worden dat een verhuizing niet wordt uitgesteld tot het onontkoombaar is.

De uitdaging ligt erin de benoemde (schaal)voordelen van seniorenwoningen en voormalige verzorgingshuizen te blijven benutten, zonder de associatie van zorgvraag op te roepen waar bewoners van het Emmahuis zich zo graag tegen afzetten.


Deze tekst is een bewerking van een hoofdstuk uit ‘Wonen Zonder Zorg(en)’