Een levensloopbestendige woonomgeving schept gelegenheden waar ouderen hun contacten kunnen onderhouden en nieuwe contacten kunnen opdoen. Dit is een uitdaging waar veel gemeenten en zorgorganisaties nu voor staan: hoe creëren we een leefbare woonomgeving, waarin de ouderen van de toekomst zelfstandiger oud kunnen worden?
Een boodschap doen, iemand tegenkomen en zeggen dat je toevallig in de buurt was – voor de ene persoon slechts bijvangst, voor de ander juist de reden om boodschappen te doen. Sociale interactie in de vorm van terloopse ontmoetingen is nauw verbonden met hoe mensen hun dagelijks leven organiseren. De inrichting van de woonomgeving speelt hierin een grote rol, vooral in de manier waarop mensen de keuze hebben om het functionele met het sociale te combineren.
Door de transities in de zorg worstelen veel zorgaanbieders met de exploitatie van hun verzorgingshuizen. Tegelijkertijd is menig welzijnsorganisatie dakloos geworden door gemeentelijke bezuinigingen op welzijn. Ontmoetingsplekken zoals wijkgebouwen en buurthuizen staan hierdoor onder druk. Alles waar subsidie voor nodig is, moet vechten voor zijn bestaan. Maatschappelijke organisaties pleiten naarstig voor het belang van hun werk, wetende dat een groot deel van het welzijn zal worden gekort.
Welzijn en zorg
Een mogelijke strategie voor zorg- en welzijnsorganisaties is om het programma voor welzijn onder te brengen in verzorgingstehuizen. Daarbij zouden zowel de zorgorganisatie als de welzijnsorganisatie gebaat zijn: programma’s kunnen elkaar versterken en de exploitatie wordt robuuster.
Volgens de gemeente Rotterdam is een bijkomend voordeel dat het samenbrengen van welzijn en ouderenzorg in één gebouw ontmoeting tussen ouderen en andere wijkbewoners kan stimuleren. Door welzijnsprogramma dat voor alle wijkbewoners bestemd is, onder te brengen in een gebouw waarin ouderen wonen, komen beide groepen letterlijk dichter tot elkaar. De kans op ontmoeting tussen wijkbewoners wordt groter en het sociaal netwerk van ouderen wordt versterkt.
Ouderen zijn grotendeels op wijkgenoten aangewezen voor sociaal contact
Het lijkt er inderdaad op dat ouderen wel wat versterking van hun sociaal netwerk kunnen gebruiken. Uit recent onderzoek blijkt dat 49% van de Rotterdammers zich eenzaam voelt en 1 op de 4 ouderen geeft aan niemand te hebben om op terug te vallen. Contact met buurt- en wijkgenoten is een belangrijke manier om eenzaamheid bij ouderen te verminderen, omdat ouderen grotendeels op deze wijkbewoners zijn aangewezen wat betreft sociaal contact. Enerzijds, omdat veel van de activiteiten (hobby’s, onderhouden van contacten, vrijwilligerswerk) die ouderen na hun pensioen oppakken zich afspelen in de omgeving waar zij wonen. Anderzijds omdat ouderdom met gebreken komt die ervoor zorgen dat men meer op anderen is aangewezen. Onderdeel daarvan is het wegvallen van het sociale netwerk door het overlijden van familie en vrienden.
Alles onder één dak
Stichting voor zorghuisvesting Humanitas laat zien dat het inderdaad kan – ontmoeting tussen ouderen en omwonenden mogelijk maken door in één gebouw programma voor wonen, zorg en welzijn te combineren. Deze visie komt mooi tot uiting in hun gebouw aan de Bergweg in Rotterdam, waar alle wijkbewoners welkom zijn in de collectieve ruimtes. Humanitas is daarover vrij uitgesproken, men wil graag ‘reuring’ in het gebouw. Wanneer dit ongewenste figuren aantrekt en er eens iets gestolen wordt, hebben bewoners weer wat om over te praten.
Als er iets gestolen wordt, hebben bewoners weer wat om over te praten.
Het gebouw heeft een groot atrium op de eerste verdieping met als doel om zoveel mogelijk activiteiten binnen te faciliteren, zoals voorstellingen, pooltoernooien en kerstmarkten. Aan het atrium zitten een restaurant, een kapper en andere voorzieningen. Op de begane grond, met een eigen ingang, bevinden zich een supermarkt, kinderdagverblijf en schoolruimtes voor stagiaires van de mbo school Zadkine.
Balans tussen wonen en een druk programma
Het is fascinerend om te zien hoe zoveel activiteiten naast elkaar kunnen bestaan in een ruimte. Tegelijkertijd is het onmogelijk voor bewoners om deze activiteiten te ontlopen. De voordeuren komen allemaal uit op het atrium, een achterdeur hebben de appartementen niet. De combinatie tussen wonen en een kleurrijk wijkprogramma in één gebouw gaat dan ook niet altijd zonder conflict. Dit is ook te zien in het voorbeeld van de Kristal in Nesselande, Rotterdam. Ontworpen als woongebouw met 185 levensloopbestendige woningen voor 50-plussers, is de glazen plint ingezet voor een gemengd wijkprogramma. Er ontstond verwarring over het gebruik van de plint; bezoekers dachten vaak dat de voorzieningen bij de huisvesting hoorden terwijl bewoners zich niet thuis voelden bij het programma op de begane grond.
Het is dan ook belangrijk om te voorkomen dat gebouwen waarin wonen, zorg en welzijn samenkomen, voor bewoners te publiek worden. Door gelijktijdig gebruik van de ruimte door verschillende groepen uit de wijk wordt de ruimte publiek domein. In plaats van een plek waar familiaire omgangsvormen gelden, wordt het een plek waar meer anonieme omgangsvormen gelden. Zeker in de oudere wooncomplexen, met centrale toegang, is het een hele uitdaging om programma’s zo te verbinden dat de locatie een betekenisvolle plek wordt in de buurt en tegelijkertijd een prettige woonomgeving blijft. Mensen hebben behoefte zich een ‘voortuin’ toe te eigenen, terwijl de ruimte tegelijkertijd probeert een publieke ruimte te zijn voor de hele wijk.
Het is een uitdaging ervoor te zorgen dat de locatie een betekenisvolle plek wordt in de buurt en tegelijkertijd een prettige woonomgeving blijft.
Parochiaal domein
Voorwaarde voor een goede woonomgeving is namelijk dat mensen controle hebben over hun sociale interactie. Bewoners moeten invloed kunnen hebben op de mate waarin ze mensen ontmoeten. Een tussenvorm tussen het private en publieke domein is ‘parochiale’ ruimte. Deze term wordt gebruikt voor ruimte die wel publiek toegankelijk is, maar gedomineerd wordt door een bepaalde groep. Bijvoorbeeld omdat het programma meer aansluit bij deze groep of omdat zij zich er het meest betrokken bij voelen.
Minder anoniem dan publiek domein en met meer groep-specifieke omgangsvormen dan publiek domein, schept parochiale ruimte goede condities voor meer diepgaand contact tussen de mensen die tot die groep behoren. De algemene ruimtes in verzorgingstehuizen zouden uitstekend parochiaal domein voor ouderen kunnen zijn en zo het contact tussen bewoners en bezoekers versterken. Voorwaarde hiervoor is dat groepen zich ruimtes kunnen toe-eigenen en als het ware met gebruik en inrichting kunnen markeren. Dit zien we ook gebeuren bij Humanitas. Er worden door bewoners verschillende plekjes afgebakend, zoals de plek waar de pooltafels staan. Ook zijn er voor verschillende etnische groepen ruimtes met een keuken die men naar eigen cultureel gebruik kan inrichten en gebruiken.
Kortom, het is mogelijk om programma voor veel verschillende groepen bij elkaar te brengen onder één dak en ontmoeting tussen wijkbewoners te faciliteren in een (voormalig) verzorgingstehuis. Voorwaarde daarbij is dat de algemene ruimtes worden ervaren als parochiaal in plaats van publiek domein en de bewoners mogelijkheden hebben zich ruimte toe te eigenen.
Gebouw en wijk
De vraag is echter: is het handig om zoveel activiteiten en voorzieningen op één plek te concentreren? In plaats van alle programma voor wonen, zorg en welzijn in één gebouw te combineren, kan het programma voor ouderen worden verspreid over een groter gebied of zelfs een hele wijk. Het verzorgingshuis als trefpunt voor wijkbewoners wordt daarmee een onderdeel van een heel netwerk van trefpunten in de wijk.
Het voordeel van deze aanpak is dat het goed aansluit bij de manier waarop zelfstandig wonende ouderen hun dagelijks leven organiseren en anderen ontmoeten. Ouderen rijgen vaak verschillende bestemmingen in de wijk aaneen op hun route. En combineert daarbij heel verschillende doelen zoals boodschappen doen en bij iemand op visite gaan. Tijdens deze routes komen ze mensen tegen en vindt er ontmoeting plaats. Zo combineren ze het sociale met het functionele; ze komen wijkbewoners ‘per ongeluk’ tegen op dagelijkse routes. Terloopse ontmoeting vindt plaats tijdens functionele, dagelijkse tripjes en op de plekken die voor iedereen toegankelijk zijn, door veel verschillende mensen gebruikt worden en verblijfskwaliteit hebben. Doordat men steeds andere combinaties van bestemmingen maakt, kan men terloopse ontmoetingen organiseren en sturen.
Terloops contact in de buitenruimte is belangrijk om bestaande contacten te onderhouden, maar het kan ook het startpunt zijn van nieuwe contacten. Daarnaast is het ook een belangrijke bron van informatie over wat er omgaat in de wijk. Een praatje maken kan bovendien een stimulerende ervaring zijn en daarmee bijdragen aan het algemeen welzijn van mensen. Voor ouderen is het dus een belangrijk middel om hun sociaal netwerk in stand te houden en te vernieuwen.
Ouderen combineren het sociale met het functionele; ze komen wijkbewoners ‘per ongeluk’ tegen op dagelijkse routes.
Voorheen ging men bij verzorgingshuizen ervan uit dat ouderen alle noodzakelijke voorzieningen zo dichtbij mogelijk moesten hebben. Op de begane grond was er daarom een programma van recreatie, verzorging en dagelijkse boodschappen. Was men bewoner van een verzorgingshuis dan was het niet nodig om erop uit te gaan, want men had geen ‘reden’ om naar buiten te gaan. Deze traditionele geregisseerde woonomgevingen met een eenzijdig publiek helpen ouderen niet om terloops wijkbewoners te ontmoeten. Door veel activiteiten voor een doelgroep te concentreren op één plek neemt weliswaar de ontmoetingskans toe, maar heeft men minder keuze hoe en wanneer men anderen ontmoet.
Door programma voor ouderen over de wijk te verspreiden worden ouderen uitgenodigd uitstapjes te maken, zelf bestemmingen te combineren om daarmee ‘spontane’ ontmoeting te regisseren. Door positionering en invulling van programma goed te combineren, kunnen voormalige verzorgingshuizen kiezen welke rol ze in deze interacties willen spelen. De vraag voor gebouwbeheerders wordt: welke functie kan ik in de wijk vervullen? Wil ik de place to be zijn, waar alles gebeurt? Of kan ik aansluiten bij het netwerk van ontmoetingsplekken dat al in de wijk aanwezig is?
Tot slot
Zorgorganisaties, corporaties en gemeenten zijn op zoek naar hoe de ouderenhuisvesting van de toekomst eruit gaat zien. De reflex is om alles in één gebouw samen te brengen. Dit kan, zolang de gedeelde ruimtes zo worden ingericht dat bewoners controle houden over hun sociale interactie. Maar duidelijk is dat het ook anders kan. Door ouderenhuisvesting te zien als een onderdeel in een netwerk van trefpunten in plaats van als ultieme en enige ontmoetingsplaats in een wijk, blijven ouderen nog beter in staat om zelf hun ontmoetingen te organiseren. Belangrijk is daarbij om voldoende variatie aan te bieden zodat ouderen zelf kunnen kiezen waar ze naartoe gaan en wie ze daar ‘per ongeluk’ tegenkomen.