Lessen uit Chili #1: Een huis voor een beter leven?

  • Samen thuis

Wat leert Chili ons over co-creatie? De afgelopen weken reisde ik door het land om hier antwoord op te vinden. Ik bezocht projecten en sprak met mensen die zich inzetten voor een betere leefomgeving voor en met bewoners.

En dat is nodig. Veel Chilenen leven in sloppenwijken, op een stuk land dat niet in hun bezit is, zonder stromend water of riolering. Overheidsprogramma’s hebben de afgelopen decennia veel van deze campamentos een nieuwe plek gegeven. De kwantiteit van de gerealiseerde nieuwe wijken is indrukwekkend; de kwaliteit laat te wensen over.

In dit eerste artikel lees je hoe Chili bouwt voor de armen. Wat dit brengt, maar ook tot welke nieuwe problemen dit leidt. Problemen waar ontwerpers antwoorden op zoeken door bewoners onderdeel te maken van het ontwerp en de bouw van hun woning.

Grote verschillen tussen arm en rijk
Chili heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot het rijkste land van Zuid-Amerika. De kloof tussen arm en rijk is echter groot. Veel Chilenen verdienen weinig, terwijl het leven duur is. Slechts een klein deel van de bevolking profiteert van de toegenomen welvaart. De onvrede hierover kreeg afgelopen najaar wereldwijd een gezicht, toen Chilenen massaal de straat op gingen nadat de overheid een prijsverhoging van de metrokaartjes aankondigde. Nog steeds verzamelen Chilenen zich elke vrijdag op allerlei plekken in het land om te protesteren tegen de ongelijkheid.

De stad als spiegel van de Chileense maatschappij
Deze ongelijkheid is letterlijk zichtbaar in de Chileense hoofdstad Santiago. Ik reis naar cerro Renca, een heuvel aan de rand van de stad, vanwaar je uitkijkt over de uitgestrekte bebouwing van de stad. Onder me zie ik sloppenwijken, een lappendeken van golfplaten en stoffige straten. Aan de horizon glinsteren moderne wolkenkrabbers in de zon. In één blik is duidelijk dat bewoners aan de voet van de heuvel een ander Santiago kennen dan de inwoners van de wijken in de verte.

De ongelijkheid in Chili is zichtbaar in de stad. Vanaf cerro Renca zijn zowel de sloppenwijken aan de voet van de heuvel als de wolkenkrabbers aan de horizon te zien. (Foto: Hanneke)

De stad is verdeeld in arm en rijk. Ten tijde van het regime van Pinochet werden gemeenschappen die zich bij gebrek aan andere opties illegaal op braakliggende terreinen hadden gevestigd één voor één uit de welvarende gebieden ontruimd. De inwoners van deze sloppenwijken werden gedwongen te verhuizen naar de randen van de stad. De vrijgekomen – waardevolle – gronden werden ontwikkeld tot luxe appartementengebouwen, kantorencomplexen en woontorens; plekken waar de welvaart kon groeien. Ook na de dictatuur is dit grondbeleid (of het gebrek hieraan) nauwelijks gewijzigd.

Grootschalige subsidies voor betere woningen
Aan de randen van de stad verslechterden de leefomstandigheden. In tegenstelling tot waar de overheid op had gehoopt, bood de markt geen oplossingen voor het gebrek aan goede huisvesting voor de armste doelgroepen. Er werd een fors subsidieprogramma in het leven geroepen, dat tot op de dag van vandaag min of meer ongewijzigd functioneert. De overheid biedt een vaste financiële bijdrage voor de bouw van een woning voor een arm gezin. Deze bijdrage geeft bouwbedrijven de impuls wél voor de minst welvarenden te bouwen. De families krijgen de woningen die de markt aanbiedt vervolgens in eigendom, grotendeels als gift; als opening naar een beter leven.

De families krijgen de woning als gift in eigendom, een opening naar een beter leven.

Een huis voor een beter leven?
Het is de overheid in samenwerking met de markt op deze manier gelukt de afgelopen decennia een enorm aantal mensen een solide dak boven hun hoofd te bieden. Een schoolvoorbeeld van succesvol sociaal beleid, zo werden de subsidieprogramma’s wereldwijd geroemd. En inderdaad, de kwantiteit is indrukwekkend. Maar achter de cijfers schuilt de vraag in hoeverre de woningen daadwerkelijk aansluiten bij wat haar bewoners nodig hebben.

Gebrek aan ruimte en kwaliteit
Het budget waarvoor de woning gerealiseerd moet worden, is beperkt. Niet genoeg voor de aankoop van land en een woning veel groter dan een studio. Dit dwingt tot keuzes. In het aanbod wordt daarom ingeleverd op vierkante meters en kwaliteit van de uitvoering.

De woningen die de markt biedt zijn zo’n 18 tot 40 m2 groot. Te klein voor de families die er wonen en in de loop van de jaren vaak groeien. Ouders, kinderen, aangetrouwde familieleden en kleinkinderen delen één woning. Twee slaapkamers gedeeld door tien personen is geen uitzondering.

Om meer ruimte te creëren, bouwen families hun standaardwoning uit, waar het ook maar kan -of eigenlijk niet kan. De volgebouwde patio’s, voortuinen, balkons en daken zorgen voor ondermaatse toevoer van frisse lucht, gebrek aan daglicht en onveilige constructies. 

Volgebouwde patio’s, voortuinen, balkons en daken zorgen voor ondermaatse toevoer van frisse lucht, gebrek aan daglicht en onveilige constructies. (Foto: Hanneke)

Gebrek aan sociale mobiliteit
Ook wordt ingeleverd op locatie. De woningen worden op plekken gebouwd waar de grondprijzen laag zijn, aan de (al arme) randen van de stad. Bewoners moeten lang reizen -met bijbehorende kosten- om naar hun werk te gaan en voorzieningen zijn vaak ver weg. Ook ontbreken sociale structuren in deze nieuwe wijken, zeker als families van een andere plek in de stad komen. Netwerken als die van alleenstaande moeders die gezamenlijk op elkaars kinderen passen om te kunnen werken, worden doorbroken.

Zo houdt het subsidiebeleid feitelijk de armoede in stand. Er is sprake van de institutionalisering van armoede; de patiënt gaat niet dood, maar wordt ook niet genezen.

Experimenten voor verandering
Verschillende maatschappelijke organisaties en ontwerpers proberen hier verandering in te brengen. Ze zoeken naar mogelijkheden meer kwaliteit te realiseren en beter aan te sluiten bij wat bewoners nodig hebben.

Elemental is een van deze ontwerpbureaus. De beelden van hun ontwerp voor de wijk Quinta Monroy, waarmee 100 families uit een campamento in de noordelijke kustplaats Iquique een nieuwe woning kregen, gingen de (architecten-)wereld over. Dit project maakte ook mij nieuwsgierig. Ik zocht hen op in Santiago en sprak met partner Víctor Oddó en architect Cristián Martínez over hun ‘incrementele’ woningbouwprojecten.

Incrementele woningbouw: beter een goed half huis, dan één matig huis
Het concept van deze woningen is even simpel als aantrekkelijk: in plaats van een kleine woning met lage kwaliteit wordt het beschikbare subsidiebudget gebruikt om de helft van een goede woning te bouwen. Want: beter een goed half huis, dan een klein en matig heel huis.

Incrementele woningbouw: beter een goed half huis, dan een klein en matig heel huis (Afbeelding gebaseerd op het boek Elemental, Aravena & Iacobelli, 2016)

De gebouwde helft bevat de onderdelen die families moeilijker zelf kunnen bouwen: de trap, de keuken, de badkamer en ruimte voor de bijbehorende verticale leidingen.

De andere helft laat -letterlijk- ruimte open die bewoners zelf kunnen invullen. Met kleine investeringen, op een moment dat uitbreiding nodig is of het hen (financieel) uitkomt. De dragende constructieve onderdelen zoals vloerbalken zijn hiervoor al aanwezig. De afmetingen zijn nauwkeurig afgestemd op de standaardmaten van multiplex panelen en ander veelgebruikt bouwmateriaal, om de constructieve veiligheid van de uitbreidingen zo veel mogelijk te faciliteren.

Met inzet van de zelfbouwcapaciteiten van bewoners groeit het halve huis uit tot een passend thuis. Zelfbouwcapaciteiten die sterk worden geassocieerd met zaken als illegale sloppenwijk, armoede en sociale problemen zijn hier niet deel van het probleem, maar sleutel tot de oplossing.

Zelfbouw met golfplaten is niet langer deel van het probleem, maar sleutel tot de oplossing.

Een huis voor een beter leven?
In Iquique en ook in Renca was het hierdoor mogelijk dat bewoners op dezelfde plek konden blijven wonen. Sociale netwerken bleven bestaan en de toegang tot werk en voorzieningen behouden. Voor het geld waarmee de families anders een kleine woning zouden krijgen, zijn ze bovendien in het bezit van een huis met de potentie uit te groeien tot de grootte van een middenklasse-woning.

Het concept wordt echter niet zonder meer omarmd, zo vertelt Oddó. Er is een heel aantal projecten dat Elemental op deze manier gebouwd heeft, maar deze aantallen vallen in het niet bij de enorme woningproductie die Chili kent. Martínez legt uit dat de overheid de criteria van de woningen bepaalt en een puntensysteem hanteert bij het beoordelen van projectvoorstellen. Er wordt waarde toegekend aan de hoeveelheid kamers en de oppervlakte, maar niet aan de mogelijkheid tot uitbreiding en de potentiële groei van de woning. De markt pikt het concept niet op.

Het puntensysteem waardeert het aantal kamers, maar niet de mogelijkheid tot groei.

Ook bewoners staan niet gelijk te juichen. “De onafgewerkte, halve woningen worden vaak als lelijk gezien”, vertelt Oddó. Martínez vult aan: “Bewoners hebben de voorkeur voor een glimmend afgewerkte variant, zoals ze op reclameborden – met een lachend, blond gezin ervoor – te zien zijn.”

Vervolg: een kijkje achter de voordeur
Hoe gaan de ontwerpers hiermee om? Hoe ervaren bewoners hun halve woningen? En hoe gebruiken bewoners de potentiële ruimte om van hun halve huis een thuis op maat te maken? Lees erover in het volgende artikel.




Dit onderzoek naar co-creatie in Chili is mogelijk met steun van de Marina van Dammebeurs, in samenwerking met Universiteitsfonds Delft. Hanneke won de beurs in 2019 met haar plan om internationale voorbeelden van co-creatie te bestuderen en zo het co-creatieve vakgebied te versterken.